Audi 100

Goede redenen

• De 100 was één van de eerste modellen van het nieuwe Audi, maar bleek meteen een schot in de roos. Hij verkocht in grote aantallen, en hielp het merk ontwikkelen tot het Audi dat we vandaag kennen.

• Ongeacht welke generatie van de 100 je bekijkt: allemaal zijn ze klassevol oud geworden dankzij hun no-nonsense uitstraling.

• Met meteen voorwielaandrijving, heel wat rijcomfort en moderne, compacte motoren is de Audi 100 een klassieker waarmee je toch ook eens een langere afstand durft overbruggen.

• De derde generatie is vanaf bouwjaar 1986 vrijwel immuun voor roest dankzij een carrosserie van verzinkt staal.

Belangrijke gegevens over de Audi 100

Motoren

Bij de ontwikkeling van de Audi 100 van de eerste generatie (C1) lag de nadruk niet op de zoektocht naar een zo groot mogelijk vermogen. Alle uitvoeringen zijn namelijk uitsluitend met viercilindermotoren op benzine verkrijgbaar, en de vermogens variëren van 80 tot 115 pk. De tweede generatie trekte die lijn enigszins door, maar voegde wel een aantal vijfcilinderblokken toe die tot 2.1 liter motorinhoud bevatten en 136 pk produceerden. Bovendien werd er bij de C2 een eerste dieselmotor aan het gamma toegevoegd, die eveneens over vijf cilinders beschikte en 70 pk naar de voorwielen bracht.

De derde generatie gooide het over een andere boeg, want toen introduceerde Audi zijn befaamde Quattro-vierwielaandrijving ook voor de 100. In combinatie met een 2.2-liter vijfcilinder benzinemotor met turbo wist die 165 pk over de vier uithoeken te spreiden. De krachtigste versies van de Audi 100 vinden we echter in de vierde generatie, waar de focus al meer op prestaties kwam te liggen. Naast de reguliere versies met vier-, vijf- of zescilindermotoren stond daar ook een ‘S4’ in de catalogus. Die was er in twee smaakjes: met een 2.2-liter vijfcilinder turbomotor en 230 pk, of met een 4.2 liter grote V8 goed voor 280 pk.

Afmetingen

Net als de motoren hangen de afmetingen sterk af van de generatie waarvoor je kiest. Zo meette de C1 in standaardvorm 4,63 meter lang en 1,73 meter breed, en was er ook een tweedeurs coupé die 24 centimeter korter was. De tweede generatie werd 4,68 meter lang en 1,76 meter breed, en kreeg gezelschap van een Avant-versie – toen nog een soort vijfdeurs ‘fastback’ – die een paar centimeter korter was dan de sedan.

Bij de introductie van de derde generatie groeide de Avant uit tot een echte break, hoewel de schuin aflopende kofferklep wel behouden bleef. De C3 werd dan ook op alle vlakken een grotere auto met een lengte van 4,79 meter en een breedte van 1,81 meter. Een coupé was er niet meer, en die werd ook bij de vierde generatie achterwege gelaten. Die laatste 100 hield zijn afmetingen bescheiden met een identieke lengte aan die van zijn voorganger, en zelfs een iets smallere carrosserie met 1,78 meter.

Varianten

Je vindt dus vier generaties terug van de Audi 100: de C1, C2, C3 en C4. De eerste twee generaties waren ook verkrijgbaar met twee deuren, en bij de C1 was dat een elegante coupé met schuin aflopende daklijn terwijl de C2 het op een tweedeurs sedanvorm hield. Alle generaties op de C1 na kregen een Avant-versie in de catalogus, die bij de C3 en C4 uitgroeide tot een heuse break. In de basisvorm was de Audi dus een vierdeurs sedan.

De eerste dieselversies deden al hun intrede bij de tweede generatie. Toen verscheen er een 2.0-liter dieselmotor met vijf cilinders in de catalogus, goed voor 70 pk. Op de gekende TDI-naam was het wachten tot de C3, waar het gamma groeide tot vier verschillende diesels. Zo stond er nog steeds een 2.0-literblok met 70 pk in het gamma, maar kreeg die gezelschap van een 2.4 met 82 pk, een 2.0 TDI met 100 pk en zelfs een 2.5-liter TDI met 120 pk. Enkel de 2.4 en de 2.5 turbodiesel bleven behouden bij de overstap naar de vierde generatie.

Door de generaties heen kwamen er ook een aantal sportievere versies. Dat begon al bij de C1, waar de coupé niet alleen zijn eigen koetswerk kreeg maar ook voorzien werd van een iets sterkere motor. Daartoe werd de gewoonlijke 1.8-liter viercilinder uitgeboord tot 1.9 liter, en produceerde die in de zogenaamde Audi 100 Coupé S 115 pk. De sterkere versies van de C2 en C3 gingen telkens als Audi 200 door het leven, maar die naam werd geschrapt bij de vierde generatie. Toen kreeg de Audi 100 een ‘S4’-variant met vierwielaandrijving en de keuze uit een 2.3-liter vijfcilinder of een 4.2-liter V8-blok.

Tweedehandsprijzen

De laatste Audi 100 rolde van de band in 1994, dus indien je er eentje op de kop wil tikken ben je aangewezen op de tweedehandsmarkt. De prijzen variëren daar sterk per generatie. De C1 wordt namelijk als een echte klassieker gezien, waardoor je gemakkelijk 8.000 euro kwijt bent voor een sedan in matige toestand en zelfs boven de 25.000 euro kunt uitgeven aan een Coupé S in een mooie staat. De tweede generatie is de minst populaire en ook het moeilijkst te vinden door zijn roestgevoeligheid. Vind je een matig exemplaar, dan ben je vaak niet meer dan 2.500 euro kwijt.

Dat roestprobleem werd vakkundig opgelost midden de derde generatie. Daardoor vind je wel nog veel exemplaren van de C3 terug – vooral van na 1986, wanneer Audi besliste om het plaatstaal te verzinken. Vaak ziet men deze generatie echter nog niet als een klassieker, waardoor de prijzen laag liggen. Vanaf pakweg 1.500 euro kom je al een Audi 100 C3 tegen maar wil je echt een mooi uitgerust exemplaar, dan zit je ook soms tegen de 8.000 euro aan. Valt je oog echter op een C4, dan ben je sowieso goedkoop onderweg. Die start ook rond de 2.000 euro en de mooie exemplaren kosten rond de 6.000 euro.

Alternatieven

Kan een Audi 100 je wel bekoren, dan kan het zinvol zijn om ook even de zoekertjes van andere Duitse premiummerken na te kijken. Zo kan je deze Audi zien als concurrent voor een BMW 5 Reeks of een Mercedes E-Klasse en diens voorgangers. De Audi onderscheidt zich wel met zijn voorwielaangedreven platform, dat wat veiligheid toevoegt maar ook rijplezier wegneemt ten opzichte van pakweg een BMW 5 Reeks.

Een Mercedes E-Klasse, of een voorganger van de W123- of W114/115-reeksen, is over het algemeen exclusiever afgewerkt binnenin. Daar staat tegenover dat de Audi, vooral in zijn latere generaties, goedkoper is. Kijk zeker ook eens bij concerngenoot Volkswagen, want op de C1 na deelt elke 100-generatie heel wat onderdelen met de Passat van die tijd. Zo’n VW is dan doorgaans nog net iets voordeliger om aan te kopen, maar mist natuurlijk wel de vier iconische ringen.