Lotus Evora

De Lotus Evora komt in 2010 op de markt

In de sportwagenbouw is het niet ongebruikelijk dat bedrijven eerst succesvol worden als producent van professionele racewagens, om vervolgens hun opgedane kennis te gebruiken voor de ontwikkeling van gemodificeerde motoren en de ontwikkeling van technieken die voor de bouw van straatversies gebruikt worden. Vooral als zij een eigen, duur Formule 1 team hebben is het alleen al om financiële redenen nodig om op z’n minst een kleine oplage sportauto’s voor op straat aan te bieden. Terwijl Italiaanse voorbeelden hierbij vooral handgemaakte coupés en cabriolets uit de luxe klasse op de markt brachten, sloeg de Britse constructeur Lotus Cars aan het begin van zijn bedrijfsgeschiedenis een andere, ongebruikelijke weg in. De eerste Lotus voertuigen die aan het einde van de jaren ’50 op straat opdoken waren roadsters die veel racetechniek met zich mee droegen en waarbij bespaard was op gewicht en comfort. De Lotus Seven, die lange tijd voornamelijk als kit car verkocht werd, werd beroemd. Maar met modellen zoals de Lotus Eclat of Lotus Esprit nam de sportautofabrikant afscheid van zijn puristische ontwerp. Voortaan concentreerde Lotus zich op tweezitter roadsters of coupés die weliswaar nog steeds een lichte bouwwijze hadden, maar duidelijk meer te bieden hadden op het gebied van comfort en rijgedrag. In deze traditie staan ook de modellen die midden jaren ’90 ontstonden na de overname van Lotus door de Maleisische autofabrikant Proton. Na de Lotus Elise van 1995 duurde het echter enkele jaren voordat er in 2010 met de Lotus Evora weer een nieuw model op de markt kwam.

De Lotus Evora is de eerste vierzitter van de fabrikant

Lichte materialen en een vastberaden dynamisch design: daarmee zette de Lotus Evora een ontwikkeling voort die kenmerkend was voor de nieuwere modelseries van de Britse constructeur. Bij een lengte van 4,34 meter en een breedte van 1,85 meter had de coupé van Lotus een gewicht van niet meer dan circa 1,4 ton. Dankzij een wielbasis van 2,57 meter konden er tot wel vier personen in de slechts 1,22 meter hoge coupé plaatsnemen. De 2-2 zitter was een primeur voor Lotus, voorheen had de fabrikant namelijk alleen maar tweezitter roadsters en coupés in de collectie. Bij de bouwwijze kozen de Britten daarentegen voor de middenmotor constructie die bekend was van de Lotus Elise en Lotus Exige. Hoewel de constructeur een eigen motorenafdeling had, gebruikte hij voor de Lotus Evora techniek van Toyota. De Evora werd uitgerust met een V6-motor van de Japanners met een prestatievermogen van 206 kW (280 pk). Met deze motor kon de coupé in 5,1 seconden van nul naar honderd accelereren.