Laten we beginnen met de geschiedenisles. Alfredo, roepnaam Dino, is de zoon van Enzo. Net als papa is hij bezeten van mechaniek. Hij valt op met zijn compacte V6 die hij voor de F1 Ferrari ontwerpt. Hij zou Enzo opvolgen, maar sterft jammer genoeg al in 1956 op 24-jarige leeftijd aan de gevolgen van een erfelijke ziekte. Als eerbetoon laat Enzo heel wat V6 Ferrari’s Dino dopen. Eerst de competitiemodellen, maar in 1968 volgt de eerste straat Dino. Hij heeft geen enkel Ferrarilogo, maar de beroemde 246 neemt wel de vormen en de architectuur met centraal geplaatste motor over van de competitie Ferrari’s.
V6, opnieuw
Tijdens de persvoorstelling van de 488 GTB, die zelf een hommage brengt aan de beroemde 308, heeft Sergio Marchionne laten vallen dat een terugkeer van de Dino geen kwestie meer was van ‘indien’, maar van ‘wanneer’. Hij gaf nog enkele verduidelijkingen.
Ten eerste zal het deze keer gaan over een Ferrari Dino, en is er dus geen sprake van een apart Dinomerk. Het zal ook niet gaan om een ‘mini-Ferrari’, of een verkoopsbooster. De eerste studies van de V6-motor zouden veelbelovend zijn. Het heeft er alle schijn van dat de Dino een sportievere versie zou kunnen worden van de California T. Hij zou een vergelijkbare prijs moeten hebben, om en bij 200.000 euro. En ondanks zijn V6-statuut zou hij dankzij een turbo toch aan 500 pk moeten komen.
Wanneer je weet dat dergelijke motoren al bestaan bij Maserati, en dat ook in de ‘upmarket’ ontwikkeling van Alfa Romeo deze motor handig zou zijn, dan lijkt dit plan zeer zinnig. Ferrari maakt bovendien binnenkort helemaal officieel deel uit van de Fiatgroep en krijgt dus geen uitzonderingsstatuut meer voor de CO2-uitstoot. Ook bij Ferrari moet die dus omlaag, en ook daar speelt de V6 zijn rol. Laat die turbo die maar komen. Of maak er maar twee turbo’s van.