General Motors trekt zich na jaren waarin Opel verlies op verlies opstapelde, terug uit Europa. De Amerikanen verpatsen na respectievelijk 88 en 92 jaar Opel en zijn Britse tak Vauxhall voor 2,2 miljard euro.
Uit het rood
Een koopje eigenlijk, want Opel en Vauxhall waren vorig jaar goed voor een omzet van 17 miljard euro. Winst was er al jaren niet, maar daar hoopt PSA-baas Carlos Tavares snel verandering in te brengen. De man die PSA in nauwelijks enkele jaren uit de rode cijfers haalde, hoopt Opel nog voor 2020 opnieuw rendabel te krijgen. Ook de samenwerking zou tot lagere prijzen voor onderzoek en ontwikkeling en voor onderdelen moeten leiden, want door de fusie is de PSA-groep na VW de grootste in Europa.
Brexit
Bovendien is de zet van Tavares helemaal niet slecht. Om te beginnen is Opel er lang niet zo hopeloos aan toe als GM doet uitschijnen. De producten ademen meer kwaliteit dan ooit tevoren, maar na de crisis van 2008 verloor de consument veel vertrouwen in GM, dat destijds failliet ging en opnieuw verrees. Ook de onduidelijke strategie van GM in Europa – met Opel, Chevrolet en Daewoo – heeft Opel punten gekost bij de consument. Een duidelijke strategie als directe concurrent van Volkswagen zou kunnen helpen, al heeft PSA vooralsnog die rol toebedeeld aan Peugeot. En met de Vauxhall-fabrieken in het Verenigd Koninkrijk achter de hand, beschikt Tavares over pasmunt in de Brexit-onderhandelingen om een sterke positie voor zijn groep op te eisen.
Aandelen voor GM
Tot slot: PSA betaalt volgens Automotive News Europe 670 miljoen euro voor Opel en Vauxhall, en moet het samen met BNP Paribas 460 miljoen euro betalen voor Opel Bank. De rest van het bedrag is samengesteld uit 650 miljoen euro aan opties, die GM pas vanaf 2022 de mogelijkheid geven om een aandeel van 4,2 procent in de PSA-groep te kopen. Maar hoe het gat van 10 miljard euro in de pensioenkas is gevuld, dat werd niet aan de grote klok gehangen.
