Negentig jaar. Zo veel bedraagt ongeveer de achterstand die de meeste andere merken hadden op Bugatti. Pas rond 2010 kwamen heel wat merken erachter dat de GT-racerij veel winstgevender was door auto’s te verkopen aan klanten dan alleen het fabrieksteam te doen racen voor de glorie. Met de klanten-GT’s zoals de Audi R8 en de Mercedes SLS bleef de eer en de publiciteit naar de merken gaan, terwijl ze er wil dik aan verdienden.
Acht-in-lijn
Dat had Bugatti al in 1924 door. Het Bugatti van Ettore Bugatti, misschien wel de meest vooruitstrevende autobouwer ooit. Ook zo in de Bugatti Type 35. Daarvan kreeg de krukas twee rollagers en drie kogellagers. Dit liet de 2-liter achtcilinder-in-lijn motor toe om tot 6.000 opm te halen. Dankzij zijn dubbele carburator was hij goed voor 95 pk… begin jaren ’20. Hiermee haalde hij een topsnelheid van meer dan 190 km/u.
Op een moment dat houten wielen nog in voege waren, kwam Bugatti op de proppen met aluminium spaakwielen. Omdat hij opteerde voor een holle as, spaarde Bugatti flink wat gewicht uit. De Type 35 woog uiteindelijk slechts 750 kilogram. Klanten konden kiezen of ze met hun Bugatti Type 35 gingen racen of hem uitrustten met spatborden om ermee op de weg te rijden. In 1926 kreeg de motor een compressor, waardoor het vermogen steeg naar liefst 140 pk: de Bugatti Type 35 C. Met zijn hoefijzer-radiator legde hij definitief het gezicht van Bugatti vast. Dat hoefijzer zie je tot vandaag de dag terug in de Bugatti’s.
Vijf keer Targa Florio
Goed 340 exemplaren wist Bugatti van de Type 35 te verkopen. Hoewel zijn racedebuut bescheiden was, groeide de Type 35 in de volgende jaren uit tot de te kloppen racewagen. Onder meer Tazio Nuvolari en Louis Chiron raceten met een Type 35, die overwinningen behaalde in tal van vooroorlogse Grote Prijzen. Op zijn hoogtepunt was de Type 35 goed voor 14 overwinningen per week. Tussen 1925 en 1929 was hij onklopbaar in de Targa Florio in Sicilië.