“Wij noemden hem ‘The Beast’.” “Nou, met een diesel kan je toch niet racen? Dat was mijn eerste gedacht toen Audi ons uitlegde dat we in 2006 met een TDI zouden rijden”, zegt Marco Werner. “We hadden in 2004 nog de diesel van Caterpillar gezien, dit ding smeerde zijn diesel over het circuit uit”, lacht hij nu.
Audi domineerde tussen 2000 en 2005 quasi ongestoord de 24 Uren van Le Mans met de R8. Tijd voor iets nieuws dus: een 5.5 V12 TDI in plaats van de benzinemotor in de R8. “1.200 Nm koppel en 650 pk. Alleen bleek de R10 TDI absoluut geen eenvoudige auto. In het droge konden we hem zonder tractiecontrole de baas, in het nat was het een ander verhaal. Laat het ons er op houden dat de piloten niet stonden te dringen om het stuur over te nemen van de TDI als het had geregend”, zegt de man die zelf drie keer Le Mans won, waarvan twee keer met de TDI.
In de kreukels
“Het testprogramma met de Audi R10 TDI in de aanloop naar Le Mans was hetzelfde als met de R8: we begonnen met de 12 Uren van Sebring in de VS en testten vervolgens op maandag en dinsdag verder met de auto die de race had gereden. Met de R8 gebeurde het uitzonderlijk wel eens dat ik rond ging. Maar met de R10! Ik spinde de R10 in twee dagen testwerk wel 14 keren. De diesel woog een stuk meer, en ook de versnellingsbak was zwaarder omdat hij zoveel meer koppel moest slikken. Maar op de bulten van Sebring durfde hij zo flink te bokken. Rocky (Mike Rockenfeller) heeft de auto toen zelfs behoorlijk in de kreukels gereden.”
En er was nog een ongewone situatie voor de piloten. “De motor haalde maximaal 5.500 opm. Je hoorde hem nauwelijks draaien. Terwijl je als piloot toch zwaar op het geluid vertrouwt, maar die feedback viel dus plots weg.”
215,4 km/u gemiddeld
Sebring maakte Audi ook duidelijk dat vervangingen aan de auto niet zo eenvoudig waren. Daarom werd beslist de traditionele motorswap voor de race niet te doen, en de volledige testritten en de 24 uursrace met dezelfde motor te doen.
Audi was in 2006 het enige echte fabrieksteam in de prototypeklasse. Het bracht twee auto’s aan de start en haalde vlot de pole positie binnen. Al snel was duidelijk dat de Pescarolo’s niet aan de Audi’s konden tippen, toch kreeg Audi nummer 7 met Pirro, Kristensen en McNish met enkele problemen af te rekenen. Niet zo voor het nummer 8 van Frank Biela, Emmanuele Pirro en Marco Werner. Die wonnen de race met een gemiddelde snelheid van 215,4 km/u en legden uiteindelijk meer dan 6.400 kilometer met de motor af.
“Puur geluk gehad in 2007”
“2007 was eigenlijk een veel moeilijker jaar”, vertelt Werner. “Toen begon het heel hard te regenen en reed ik met de enige overblijvende Audi tegen de Peugeots. Geen druk hoor, ik had het gevoel dat indien ik er af ging, ik beter stilletjes via het bos naar huis zou gaan. Ik had eigenlijk net gedaan met mijn stint om 11 uur, toen teamchef Ralf Jüttner kwam vragen of ik door wilde gaan. Ze verwachtten regen om 12.07 uur en ik was de beste met de auto in de regen. Hoe ik hem toen op de baan gehouden heb, is me nog steeds niet duidelijk. Zelfs met 160 km/u had ik aquaplaning. Ik stond op een gegeven moment helemaal dwars op de piste, puur geluk dat de auto nog terugkwam. Remmen deed ik op een bepaald moment door te luisteren naar Jan Lammers die in de Dome