Alpine, het geesteskind van Jean Rédelé, bestaat dit jaar zestig jaar. De sportwagenbouwer die van Dieppe het Maranello van het Noorden maakte, heeft een nalatenschap om u tegen te zeggen. Bovendien staat Renault op het punt om Alpine nieuw leven in te blazen, en dat kan u ook zien in Brussel.
Herinneringen
Alpine debuteerde in 1956 met de A106. Redelé nam de mechaniek van een doordeweekse Renault Dauphine, en bouwde daar een lichtgewicht koetswerk rond. En voila, een nieuwe sportwagen was geboren. Daarop volgde nog de A108, die onder meer in België is geassembleerd. In 1965 toverde hij de beroemdste onder de Alpines uit zijn hoed, de A110. Dat is het exemplaar waar we nu naar kijken.
Deze A110 is één van de eerste – chassisnummer 95 – die Alpine in Mexico liet bouwen als Dinalpin. Naast Frankrijk liet Alpine ook A110’s produceren voor de lokale markten in Spanje, Mexico en Brazilië. Een wereldconstructeur-avant-la-lettre.
“Voor mij bestaat er eigenlijk maar één auto: de A110”, zegt eigenaar Ludo. “Hij roept herinneringen op aan mijn jeugd. Toen ik mijn eerste auto kocht, een Renault 5, zag ik een A110 staan bij de dealer in de buurt. Daarop ben ik beginnen sparen. Toen ik eindelijk voldoende centen had, zij de dealer: ‘u heeft geluk, we hebben net een nieuw model uit’ en hij toonde me de A310. Maar die moest ik niet hebben. Daarop heeft hij me een tweedehands exemplaar verkocht, met de 1600-motor. Net die auto die ik had gezien toen ik mijn R5 kocht.”
Crash
Jammer genoeg eindigde de carrière van die A110 in een zware crash. “Een vrachtwagen had me niet gezien op de snelweg. Hij sneed me de pas af en ik ging op de vangrail. Ik ging één keer over de kop in de lengte en rolde vervolgens nog drie keer zijdelings. Ik heb me schrap gezet in mijn stoel met mijn handen op het stuur. Heel het stuur heb ik omgewrongen, maar met resultaat: ik had geen schram. Bij de auto waren alle ruiten heel gebleven, maar de rest was om zeep.”
“Daarop zocht ik naar een vroeg exemplaar. De meesten zijn verbouwd naar groep 4 specificatie, zoals de rallywagens. Maar die heb ik nooit mooi gevonden. De A110 is in oorsprong met deze 15-duimswielen ontworpen. Later zijn ze voor de rally naar kleinere wielen overgeschakeld, en je ziet dat de carrosserie daar niet aan is aangepast.”
Mexicaanse nummerplaat
Ludo’s Alpine is uitgerust met een 956 cc motor, maar dankzij het polyester koetswerk heeft die geen enkele moeite om de A110 stevig vooruit te duwen. Je zou zeggen een 1.4 motor. “Ik heb hem zo uit Mexico laten overkomen. Hij is nog volledig in originele staat, hij is alleen eens herspoten in dit donkerblauw dat typisch is voor de latere Alpines. Ik heb er alleen nog enkele badges aan toegevoegd, want de Dinalpines hadden quasi geen insignes. Achteraan draagt hij nog de oorspronkelijke Mexicaanse nummerplaat. Een noodzaak, ik kan de plaat niet losmaken zonder de radiator te moeten verwijderen.”
Alpine met trekhaak
Ludo rijdt bijna dagelijks met zijn A110. Hij heeft er zelfs een trekhaak op gezet. “We gaan er elk jaar mee op reis met de caravan. Dan trekken we op ’t gemak door Frankrijk.” Ook Ludo’s zoon Fre heeft het Alpinevirus. “Toen ik elf was heb ik zonder dat ma en pa het wisten met mijn zakgeld mijn eerste Alpine gekocht, een A310. Die heb ik later weggedaan zonder er ooit mee te rijden. Nu heb ik ook een A110. Mijn dochter kan hem zien vanuit haar slaapkamer.” Het Alpinevirus wordt hier met de paplepel meegegeven.
De expo Alpine in Autoworld is toegankelijk van 16 juli tot en met 4 september. Alle dagen open, de toegang bedraagt 10 euro. Op 17 juli blaast de Alpineclub overigens verzamelen voor Autoworld. Meer info vindt u op autoworld.be.