Duikt er ergens een waardevolle Ferrari op, dan rinkelt meteen zijn gsm: ‘Marcel, wat kan je ons over die auto vertellen?’ “Het begon op vakantie met mijn ouders, toen ik 6 jaar was. We hadden een huisje gehuurd op een bergtop in de Ticinoregio. Elke dag kwam de bakker langs met vers brood… in zijn Ferrari 250 GTE 2+2. Eerst hoorde ik hem naderen, vervolgens zag ik die zwarte Ferrari opdoemen. Twee weken aan een stuk zat ik elke ochtend aan het ruim gekluisterd.”
Gele Dino en gele broek
Enzo’s creaties krijgen de jonge Marcel Massini in hun greep, een jongen die opgroeit in een gezin zonder auto nog wel. “Toen ik 12 was overtuigde ik mijn vader om met de trein van bij ons in Basel naar de Ferrari invoerder in Genève trekken om een brochure van de nieuwe Dino 246 GT te bemachtigen. Ik heb daar nog een foto van, in matching colours nog wel: ik in gele broek buiten bij de invoerder naast een gele Dino. Daarna begon ik meetings voor Ferrariliefhebbers af te schuimen. Tot 500 foto’s per weekend maakte ik, die ik daarna inventariseerde op chassisnummer, eigenaar en type auto.”
Rijden met 250 LM, als 20-jarige
In geen tijd bezat Massini een eigen archief over Ferrari, met info gelinkt aan foto’s. En hij had contacten met de eigenaars. “Zo leerde ik David Piper en Mark Tippetts kennen, die me lieten rijden met hun Ferrari 250 LM. Ik was toen 20, kan je je dat voorstellen wat voor indruk dat naliet? Ik wilde alles weten over de 250 LM, maar vond weinig info. Daarop heb ik iedereen die iets te maken had met de 250 LM aangeschreven om me info en foto’s te bezorgen: piloten, eigenaars, technici, ingenieurs. De stapel post die ik terugkreeg, vormde de aanzet voor mijn eerste boek. Dat bracht een volledig overzicht van alle 32 geproduceerde 250 LM’s.”
Archieven
Massini werd een begrip, en kon zelfs zijn baan bij de bank inruilen voor een job als historicus: de Indiana Jones van de Ferrari’s. “Ik kan er niet aan doen, ik moet gewoon alles weten. Een monnikenwerk, sommige auto’s hebben tot 40 eigenaars gehad. Maar via onder meer de archieven van Garage Francorchamps uit Brussel, maar ook van het logboek van de poortwachter in Maranello, beschik ik over schatten aan informatie.” Die staan allemaal opgesteld in zijn kantoor, in een appartement net buiten Zürich. Van alle Ferrari’s tot begin jaren ’80 heeft Massini de historie verzameld.
De rinkelende telefooncel
Massini wordt door veilinghuizen gevraagd om rapporten op te stellen over Ferrari’s die te koop worden gesteld. Een dossier van Massini geldt als een volledig geschiedenisoverzicht, de waarde laat zich vaak in honderdduizenden tot zelfs miljoenen uitdrukken. Een Ferrari zonder Massinidossier is maar een halve Ferrari. Vaak gaat hij ook op zoek naar auto’s op vraag van verzamelaars.
“Zo heb ik eens een Ferrari California Spyder gekocht, in California, zonder ooit de verkoper te hebben gezien. Ik moest naar een telefooncel in Los Angeles gaan. De telefoon rinkelde. Ik nam op en kreeg instructies: ‘ga naar dat huis, steek het geld cash in de brievenbus. Dan keer je terug naar de telefooncel en wacht je tot de telefoon opnieuw rinkelt.’ Tsja, dat heb ik dan maar gedaan. En jawel, de telefoon rinkelde opnieuw. Zegt die gast: ‘Nu rij je het blokje om. Daar zal je de auto zien staan, de sleutel ligt bovenop het wiel.’ Niet te geloven, maar de auto stond er. Met de sleutel. Maar een factuur heb ik niet gekregen. De auto bleek wel een helemaal correcte Ferrari 250 California Spider.”
Dat was in een tijd voor de prijzen echt ontploften. “De oude Ferrari’s hebben intussen het statuut van kunst bereikt. Dat zijn beeldhouwwerken. Mij blijven ze boeien. De voorbije 40 jaar is elke trip die ik heb ondernomen aan Ferrari verbonden. Ik zie me daar niet meteen mee stoppen.”