We ontmoeten Norman Dewis op het Antwerp Classic Salon, dat in het teken staat van Jaguar.
‘Na de Tweede Oorlog werkte ik als testpiloot bij Lea Francis. Tot Jaguar me belde. Ik wilde het eerst niet doen, ze betaalden te weinig. Wat moet je hebben, vroeg Bill Heynes me. ‘2 pond per week’, zei ik. Veel te veel, dacht ik. Maar nee. ‘Het is goed, maar zwijg tegen de rest van het personeel dat we jou veel meer betalen.’
XK120
Het was 1952 toen Norman Dewis bij Jaguar in Coventry belandde. Datzelfde jaar nog streek hij in Jabbeke neer voor een eerste recordpoging op de nog niet volledig afgewerkte snelweg, nu de E40. ‘Snelheid was toen een ontzettend belangrijk verkoopargument. De XK120 was de eerste publiek beschikbare auto die 120 mijl per uur (193 km/u) haalde. Die recordpogingen, dat hadden ze er bij dat telefoongesprek niet bij gezegd. Maar ik was enorm gemotiveerd om beter te doen dan de Duitsers en de Italianen. Eigenlijk had ik die eerste keer beter niet gereden, het regende verschrikkelijk. Maar bon, ik kreeg de auto naar 148 mijl (238 km/u).’
Pegaso gaat sneller
‘Het Spaanse Pegaso bracht het record in 1953 op 155 mijl (249 km/u). Het was aan mij voorbijgegaan, tot grote baas William Lyons op een dag bij mij stond: ‘Ha Dewis, ik zie dat je het record kwijt bent?’ ‘Hoeveel is het nu?’, vroeg ik hem. ‘155 mijl? Goed voor hen.’ Voor mij was daarmee de kous af. We hadden alleen de XK120 en die kon dat niet. Lyons dacht er anders over.’
‘Een dag later had ik Bill Heynes aan mijn bureau: ‘Norman, gisteren had de ouwe Lyons het met jou over Jabbeke, niet?’ Ik zei hem meteen dat als ze met de XK120 achter het record wilden, ze best iemand anders zochten. Daar dacht Heynes anders over.’
‘Niet veel later zat ik met een team specialisten rond de tafel. Hun eerste suggestie: elke naad van de auto dichtlassen voor betere luchtgeleiding. Daarna kwam er een gesloten cockpit met perspex plastic bubbel, die ze boven mijn hoofd zouden vastschroeven. Nog een koplamp eruit om extra koude lucht naar de motor te voeren, en we hadden volgens de ingenieurs weer 2 mijl gevonden. Vervolgens wilden ze de banden maximaal oppompen om een zo klein mogelijk contactvlak te krijgen. Vrolijk werd ik daar niet van. ‘Maar je hoeft alleen maar rechtdoor te rijden Norman’, kreeg ik als antwoord.’
‘Hij gaat ontploffen’
Op 20 oktober 1953 streken Dewis en Jaguar met de verbouwde XK120 neer in Jabbeke. ‘Hou de motor onder 5.800 opm, kreeg ik te horen. Bij mijn eerste rit zat ik in de aanloop naar de gechronometreerde mijl al bij het begin aan 5.800 opm. De motor bleef in toeren klimmen. Ik dacht: als hij nu ontploft, is het met mij gedaan. Maar de olie- en watertemperatuur bleven goed. Dus ik hield mijn voet op het gaspedaal. Bij 6.200 opm dacht: elk moment nu, hij gaat ontploffen. Zo reed ik door de kilometer en later door de mijl. Uitbollen en omdraaien en nog een keer. Nu ging ik zelfs tot 6.300 opm. Ik liet hem tot bij de tijdsopnemers en de journalisten bollen.’
‘Het was er zo stil. Lofty England, de teammanager, kwam met een bedrukt gezicht bij mij. Wel Norman, wat lukt er niet? Je was trager dan bij je vorige recordpoging. De moed zonk me in de schoenen. ‘Hoezo, de motor liep 6.300 opm?’ Ze hielden me lang in spanning. Toen Lofty zei: ‘Norman, weet je wel dat je het record niet zomaar verbeterd hebt, maar verpulverd, geloofde ik hem nog niet. 172,4 mijl (277 km/u). Pas toen begon het publiek te juichen.
‘Dat publiek stond overigens gewoon langs de kant. Door die bubbel zag ik niets, maar ik zweefde over de hele weg, tussen het publiek. De controleurs en de politie zagen het wel. ‘Als die er af gaat, hebben we doden.’ Het was meteen gedaan met recordpogingen in Jabbeke. Maar ze hebben het me dus ook nooit meer kunnen afpakken.’