Bij de teloorgegane concurrenten die ooit Bentley en Ferrari het vuur aan de schenen legden, herinneren sommigen zich nog de toppers als Hispano-Suiza of Facel-Vega. Maar Pegaso, dat nochtans tijdens de vorige eeuw terug te vinden was in de meest exclusieve kringen van de maatschappij, was een ander lot beschoren.
Van vrachtwagens tot sportwagens
Het merk Pegaso groeide onder de Spaanse ingenieur Wilfredo Ricart. Na een carrière als projectleider bij Alfa Romeo tussen 1936 en 1946 keert hij na de oorlog terug naar Spanje. Het militaire bewind plaatst hem aan het hoofd van de Enesa-fabriek, die in staatshanden is. De Empresia Nacional de Autocamiones was gespecialiseerd in de assemblage van bussen en vrachtwagens. Maar Ricart was bezeten door sportwagens en met zijn achtergrond in gedachten besluit hij om zijn team te laten werken aan een moderne, technisch vooruitstrevende sportieve coupé. En zo ontstaat Pegaso in een hoekje tussen de vrachtwagens.
Aluminium racemotor
Het Pegaso-project laat zijn eerste resultaat zien in 1951. Het merk zet meteen in op technologisch meesterschap om te overtuigen. De Z-102 pakt uit met een geheel eigen V8 die als eerste seriemotor ooit vier bovenliggende nokkenassen draagt. Het gaat om een 2,5-liter motor die opgesteld was naar de normen die de autosportfederatie destijds oplegde. Zijn cilinderinhoud zou snel naar 2,8-liter groeien en later zelfs naar 3,2-liter.
Na enkele tests besluit Pegaso dat het stalen koetswerk te zwaar is en de remmen te hevig op de proef stelt. Waarna Pegaso zich tot Touring Superleggera in Milaan wende om een lichter koetswerk te creëren. Met als gevolg dat elk chassis met de hand wordt vervaardigd in Spanje om vervolgens naar Italië te worden getransporteerd om daar een carrosserie aangemeten te krijgen. Om dan terug naar Spanje te keren. Dat heeft zo zijn prijs, waardoor de Pegaso’s twee tot drie keer duurder blijken dan hun concurrenten. Dat blijkt commercieel een stevig struikelblok. Uiteindelijk zullen er in het korte bestaan van Pegaso slechts 84 modellen worden gemaakt. In 1956 zit het verhaal erop.
13 modellen
Vandaag zijn nog 60 Pegaso’s bekend. Dertien daarvan, waarvan vier in een Belgische garage slapen, waren in Autoworld geëxposeerd (haast u, de expo sluit op 9 december). Daarbij enkele erg bijzondere exemplaren. De Touring Thrill was aerodynamisch zijn tijd ver vooruit. Bovendien beschikte hij over een veiligheidsuitrusting die zijn tijdgenoten niet hadden, met een ingebouwde rolkooi. Er stond ook een Pegaso fabrieksracewagen, de enige die was uitgerust met twee compressors en die diende om snelheidsrecords te breken. Zo brak hij het record van de Jaguar XK120 bij ons op de snelweg in Jabbeke met een gemiddelde van 243 km/u. Tot slot konden we ons vergapen aan een auto die de fabriek nooit verlaten heeft en pas 60 jaar na datum is afgewerkt. Hij was in Autoworld voor het eerst publiek te zien.