Toegegeven, de BMW i8 is ook een plug-in hybride. Maar aangezien die tot de afzonderlijke i-familie behoort en minimaal 142.000 euro kost, laten we de groene supercar even buiten beschouwing. Met respectievelijk 37.850 euro en 43.250 euro is het nieuwe duo immers veel toegankelijker, omdat het hybridesysteem in een bestaand model ingebouwd wordt beter dan een nieuw te bedenk zoals ook bij de elektrische i3 het geval is. Later op het jaar volgt er nog een eDrive-versie van de nieuwe 7 Reeks, waarmee BMW zijn intenties op het vlak van battery electric vehicles meer dan duidelijk maakt.
Variaties op een thema
Beginnen doen we met de 330e van 43.250 euro, aangezien die de klassiekere opstelling van de twee heeft. De 2,0 liter-turbobenzine gaat vergezeld van een elektromotor die zijn vermogen solo of gecombineerd naar de achterwielen stuurt via een automatische achtbak. Kortom: een 320i met een e-motor, goed voor een systeemvermogen van 252 pk. Daarmee sprint de 330e in 6,1 seconden naar de 100 om pas bij 225 km/u de handdoek te gooien. Rij je puur elektrisch, dan bedraagt het rijbereik officieel 40 kilometer (in de praktijk zijn dat er eerder 30) terwijl de snelheid tot 120 km/u beperkt is. De batterijen opladen duurt drie uur aan een conventioneel stopcontact of twee uur en vijftien minuten met een speciale muurlader.
De setup van de 225xe, die minimaal 37.850 euro kost, is complexer. De Active Tourer combineert namelijk een geblazen driecilinder van 1500 cc met twee elektromotoren om in totaal 224 pk te mobiliseren. De kleinste e-motor zit onder de motorkap om het turbogat van de verbrandingsmotor te maskeren, terwijl de grote elektromotor op de achteras zit om de Active Tourer met vierwielaandrijving te equiperen. Daarmee geraakt de 2AT eveneens 30 km ver op stroom, maar hij doet dat wel vinniger dan de 330e die een kleinere e-motor heeft. Bovendien varieert de aandrijving van de 2 Reeks tussen voorwielaandrijving (in normaal gebruik), achterwielaandrijving (als pure EV) en vierwielaandrijving (als de drie motoren samenwerken).
In de praktijk hebben de nieuwe eDrive-modellen meer dan voldoende pit om het linkerbaanvak onveilig te maken. Of anders verwoord: bijna teveel voor grootstedelijk gebruik. Ware het niet dat het autobrein in die setting consequent op elektrokracht overschakelt, tenminste als de batterijen opgeladen zijn. De elektrische autonomie voor later bewaren kan ook dankzij de Save-knop, terwijl rijden an sich de batterijen eveneens oplaadt. Vooral bij de 225e, die elke tien kilometer een e-kilometer bij genereert. De 330e is klassieker in dat opzicht, met prestaties die in de buurt van een 330i liggen. Doe er nog een sportpakket met spoilers, velgen en kuipstoelen bij en alleen kenners zullen het eDrive-logo op de C-stijl nog ontwaren.
Opladen geblazen
Ondanks de fiscale voordelen die plug-ins in Vlaanderen genieten (0 euro BIV en evenveel verkeersbelasting) viseert dit duo toch de upper-class, zeg maar klanten die anders een 225i xDrive of een 330i zouden verwegen. We vragen ons trouwens af wie die laatste twee nog gaat kopen, aangezien de eDrivers rijdynamisch nauwelijks onderdoen en bovendien veel zuiniger (kunnen) zijn. Rij je dagelijks niet meer dan 30 kilometer, dan verbruik je helemaal geen benzine. Zijn er dat eerder 60, dan moet je met een gemiddeld verbruik van pakweg zes liter rekenen. Met lege batterijen en een sportieve rijstijl consumeren de 225xe en de 330e bijna tien liter, en illustreren ze terloops dat de rijkosten van plug-in hybrides in grote mate afhangen van het opladen van de batterijen. Doe je dat consequent, dan valt er bijna niets aan de te merken op dit duo.