Maar een testrit met de 23d overtuigde me er wel van dat de X1 in elk geval wel leuk is. Kleiner dan een 3-serie Touring, optisch een SUV op schaal 1/24 en verre van een koopje. De X1 laat zich makkelijk kapittelen. En toch heeft hij ook iets intrigerend. Op welke vraag probeert deze X1 een antwoord te bieden? Vooral omdat BMW met zowel de 1-serie, de 3-serie als met de Mini Countryman al zowat elke denkbare behoefte van een potentiële koper kan invullen.
Wat hij wil zijn, is een vraag die ook na de testrit onbeantwoord blijft. Het overheersende gevoel blijft dat een 3-serie Touring – desnoods met xDrive vierwielaandrijving – de betere keuze is. Maar al na enkele kilometers heeft de X1 23d je ondergedompeld in dat heerlijke Freude am Fahren, het rijplezier waarop BMW wel een patent lijkt te hebben.
204 pk, 6,3 l/100 km
En, belangrijker, BMW biedt de 23d motor niet aan in de 3-serie. Deze superversie van de 2.0 turbodiesel is goed voor een – even slikken – vrolijke 204 pk. Dat is meer dan de 325d uit zijn 3.0 turbodiesel wringt. Het geheim schuilt in de dubbele variabele turbo, een kleintje voor laag onderin de toeren, en een grote voor het piekvermogen. Met een koppel van 400 Nm tussen 2.000 en 2.250 opm is hij goed voor krachtige acceleraties en hernemingen.
De cijfers op papier zijn niet zo indrukwekkend: 0 naar 100 in 7,3 seconden en een top van 205 km/u zijn mooie cijfers, maar er bestaat beter. Maar de indrukken achter het stuur zijn anders. Je hebt de indruk met een speeltje onder weg te zijn, waar je dankzij de vierwielaandrijving steeds het vermogen kan aanwenden, en dat door een bocht glijdt zoals een BMW dat hoort te doen. Officieel verbruikt hij gemiddeld 6,3 l/100 km (CO2: 167 gr/km), maar dan mag je de manuele zesbak niet te veel beroeren natuurlijk.
Buitenbeentje
De X1 xDrive 23d slaagt erin een buitenbeentje binnen de familie te zijn. Hij heeft het DNA-profiel van een BMW, maar heeft ook wat van een ‘ongelukje’. Door niemand gevraagd, maar plots was hij daar. En hij is erin geslaagd zich geliefd te maken.
Ik snap hem nog steeds niet goed, maar de 23d is er wel in geslaagd een plekje in mijn hart te veroveren. Met zijn basisprijs van 38.900 euro is hij aardig prijzig, maar fiscaal wel wat interessanter dan die 325d met zijn 3.0 motor. En sinds we in een tijd leven waarin zelfs een kleine Citroën meer dan 30.000 euro mag kosten, kunnen we deze ‘coup de foudre’ alleen maar warm aanbevelen.