Het verhaal is nog niet hetzelfde als bij de diesels, waar je eigenlijk alleen nog turbodiesels hebt. Maar tegenwoordig begint het ook een rariteit te worden, een constructeur die geen turbo op zijn populairste benzinemotoren schroeft. Hyundai had al een turboversie van de originele driedeurscoupé Veloster en in de geslaagde grote coupé Genesis. Maar in het gewone gamma was er niets. Tot nu.
Goed aangekleed
De i30 Turbo is zowel beschikbaar in driedeurs als vijfdeurs versie. Beide zijn even knap. Je herkent de Turbo aan de eigen voor- en achterbumpers, met rood biesje in het radiatorrooster. Hij heeft een echte dubbele uitlaat en lichtmetaal 18-duims velgen. Het interieur is nog steeds zo ruim als we ons herinneren, terwijl de afwerking nog steeds vooruitgang boekt. In deze wat meer exuberante versie mogen er overigens sportstoelen bij die half met leder bekleed zijn en rode stiknaden krijgen. Leuk, maar als je dan toch bezig bent had er wat ons betreft nog een sportieve achtergrond voor de teller bij gemogen. Dat had het interieur nog dat tikje sportiever gemaakt. Daarentegen is Hyundai echt genereus geweest met de uitrusting. Voor 27.999 euro krijg je heel wat auto, en heel wat snufjes.
1.6 T-GDI
De i30 heeft dus een motorblok gekregen dat we al kennen uit de Veloster. Een motor die alle kenmerken heeft van een moderne turbobenzine, dus ook met directe benzine-inspuiting. Alleen liet die motor ons in de Veloster al op onze honger. Hij mag dan wel over 184 pk en 265 Nm beschikken, ze leken half verdoofd. Wanneer je de vergelijking maakt met andere 1.6 turbomotoren bij de concurrentie, merk je dat sommigen zelfs met minder vermogen beter lijken te presteren. Pijnlijk. Natuurlijk wil Hyundai de i30 Turbo niet presenteren als een scheurijzer, maar wel als een ‘gezins GT’. Dat gezinsaspect zien we ook wel, maar GT? Dit moet de krachtigste i30 voorstellen, maar zijn acceleraties en hernemingen voldoen niet aan de verwachtingen. De manuele zesbak met te lange versnellingsverhoudingen vormt een deel van het probleem.
De wegligging dan. Die is gelukkig zo goed als zou moeten. Het werk dat Hyundai op de Nürburgring geleverd heeft, is geen maat voor niets geweest. In tegenstelling tot veel andere wagens die daar hun sporen verdienen, is dat deze keer niet ten koste gegaan van het algemene comfort. De i30 is niet beenhard geworden. Hij behoudt zijn comfort voor het hele gezin, maar toont zich een efficiënte bochtenpikker. Wie daar echter sensaties bij verwacht, komt bedrogen uit. Rijplezier overbrengen stond niet in het lastenboek. Zeggen dat je voor 1.000 euro tot 2.000 euro extra een Ford Focus 1.5 Turbo met 180 pk en gelijkaardige uitrusting hebt. Of zelfs een Focus ST basismodel. Die vult die punten van kritiek in.
Hyundai is een constructeur geworden die slaagt in ongeveer alles wat hij in handen neemt. Het design is er de afgelopen tien jaar enorm op vooruit gegaan, de afwerking is top en de dieselmotoren zijn uitzonderlijk. Zelfs wanneer het merk zich tussen de luxewagens begeeft, moet Hyundai zich niet wegstoppen. Niemand is echter perfect, en de i30 Turbo maakt duidelijk dat Hyundai nog werk heeft aan zijn turbobenzines en aan zijn sportieve ambities.