We zijn intussen aan de derde generatie van de Mini Hatch, sinds de wedergeboorte in 2001. In 2006 kwam Mini met een speciale John Cooper Works GP-kit voor zijn Cooper S. Die krikte niet alleen het vermogen op naar 218 pk, maar kreeg ook een fikse spoilerkit en liet de achterbank achterwege om gewicht te besparen. Het zou een constante worden, want in 2013 deed Mini de oefening nog eens over bij de tweede generatie. Het recept was hetzelfde, alleen was het basisingrediënt deze keer de John Cooper Works-versie, en niet langer de Cooper S. Toch kwam ook dan het vermogen uit op 218 pk.
Volume op 11
Deze keer gooit Mini het over een iets andere boeg. In de eerste plaats visueel, want de bodykit die deze John Cooper Works GP krijgt aangemeten is van een ander formaat. De voorbumper werd wat dieper uitgesneden, de achtervleugel groter, en de wielkasten een pak breder. De bedoeling is uiteraard om meer neerwaartse druk te genereren vergeleken met de ‘gewone’ John Cooper Works, want deze GP is vooral bedoeld voor circuit. De Mini-ingenieurs verbreedden daarom het spoor vooraan en achteraan voor meer stabiliteit, en maskeerden dat met indrukwekkende panelen uit plastic dat met koolstofvezel werd versterkt. Dat die de lucht beter langs de flanken geleiden, is mooi meegenomen.
Uiteraard zijn dat niet de enige verschillen met de meer burgerlijke John Cooper Works. Mini monteerde stevigere motorsteunen, een veerpootbrug vooraan, en pakte de hele ophanging aan. Het resultaat is dat deze GP niet alleen 10 millimeter lager op de poten staat dan de John Cooper Works, maar de ophanging werd ook stijver en de wielvlucht op beide assen nam toe. De remmen werden verstevigd, en het 18-duims lichtmetaal werd specifiek voor deze GP-versie ontworpen.
En onder de motorkap? Daar monteert Mini de 2.0-viercilinder turbobenzine van 306 pk en 450 Nm die we kennen uit de BMW M135i. In de 1 Reeks drijft hij de vier wielen aan, in de John Cooper Works GP moet dat vermogen naar de voorwielen. Daarom gebruikt deze GP gelukkig een sperdifferentieel, dat het vermogen dat via de achttrapsautomaat naar de voorwielen wordt gestuurd, zo goed en zo kwaad mogelijk aan de grond probeert te krijgen.
Radicaal rijgedrag
En dat is eigenlijk de beste manier om het rijgedrag te omschrijven, want zeker in het wisselvallige weer van onze testweek had de John Cooper Works GP moeite om zijn vermogen efficiënt af te geven. Het hielp uiteraard niet dat ons testexemplaar op semislicks stond. Kleverig op droog wegdek, maar lichtjes problematisch op nat.
In ideale omstandigheden haalt de GP 100 km/u in een bliksemsnelle 5,2 seconden, en raast hij door tot een onbegrensde topsnelheid van 265 km/u. En er is geen twijfel mogelijk: de GP is een rabiaat baasje. Eens de turbo’s opgespoeld zijn geeft hij steeds het volle pond, in alle toerentallen, desgewenst met het nodige getrek aan het stuur door de werking van het sperdifferentieel.
En met het nodige geblaas van de uitlaat, die ondanks zijn formaat aan de buitenkant verrassend discreet blijft. Ook de Brits-Duitse constructeur moet zich aan de strengere normen houden. Nee, het geblaas en gegrom van de motor laat zich vooral in het kaalgestripte interieur horen. Mini bespaarde immers op geluidsisolatie om kilo’s weg te schaven en de rijbeleving te vergroten. Jammer dat dit als effect heeft dat je daardoor extra veel rij-, rol- en windgeluiden binnenkrijgt. Dat maakt snelwegritten extra vermoeiend.
Temeer omdat de ophangingsafstelling zijn weerslag heeft op het comfort. En hoe. De ‘gewone’ John Cooper Works mag dan al een stug baasje zijn, deze GP doet daar nog een flinke schep bovenop. Alleen in ideale omstandigheden, zoals op biljartvlak asfalt, schittert de ophanging, op alle andere soorten wegdek stoort ze.
Nog minpunten tot slot? De automatische versnellingsbak. Het is jammer dat Mini geen manuele zesbak heeft gemonteerd – de pedaalafstelling daarvan is ideaal om te tiphielen – al kun je wel aan de slag met de 3D-geprinte schakelpeddels. Maar de automaat is te bemoeizuchtig en laat steken vallen wanneer je hem zelf het werk laat doen. Een mechanischer alternatief voor meer betrokkenheid had welkom geweest.
Conclusie
Begrijp ons niet verkeerd: in de basis is deze Mini John Cooper Works GP een extreem goede rijdersauto. Maar wie heeft opgelet, heeft in deze tekst echter twee keer “in ideale omstandigheden” gelezen, en jammer genoeg zijn die in de realiteit te beperkt om hem echt te laten schitteren. Nu goed, wie een van de 3.000 exemplaren van deze John Cooper Works GP heeft gekocht, is daar wellicht niet onbezonnen over heengegaan. En die zal daar ook niet van wakkerliggen, want alle exemplaren zijn al lang de deur uit...