1. De opvolgingskwestie
Een bejubeld model opvolgen is niet de makkelijkste taak. De nieuwe Mégane met Renault Sport badge blaast je net zo hard van de sokken als de vorige generatie. Al moeten we daar eerlijkheidshalve bij vermelden dat die pas goed werd vanaf de ‘F1 team’ editie. Want bij zijn aantreden was duidelijk dat de Mégane RS wel over een briljante mechaniek beschikte, maar nagelaten had de motor een passend onderstel mee te geven.
Renault trapt niet in dezelfde val met de nieuwe RS, en borduurt verder op de ‘F1 team’ versie. Al van bij de eerste meters tovert hij een glimlach op je gelaat, en bij de eerste bocht gaat je hartslag de hoogte in. Een auto die leeft, en die zijn bestuurder doet opleven. Meer dan in een VW Golf GTI en ik zou zeggen quasi evenveel als een Ford Focus RS. De Renault Sport-brigade bewijst dat ze stilaan niets meer te vrezen heeft van Fords Rallye Sport-boys.
2. Geen verbeterde Mégane coupé
Dit is duidelijk geen aangepaste Mégane coupé. De vormtaal is gespierd, met een heel eigen frontpartij met spoilers, grotere luchtopeningen, RS-logo’s en discrete led-dagrijlichten. Achteraan steekt een centraal geplaatste uitlaat parmantig uit de diffuser. Opzij krijgt hij gestalte dankzij de wielkastverbreders.
Maar ook het onderstel genoot een speciale Renault Sport behandeling. In navolging van Ford en Opel, ontwikkelde ook Renault een complexe voorwielophanging die koppelreacties in het stuur moet tegengaan. Hij kreeg dikkere antirolstangen die hem platter door de bocht jagen. Je kan kiezen tussen een standaard Sportchassis, en een nog harder Cupchassis. Je herkent dat laatste aan zijn rode remklauwen en gegroefde remschijven. Ook het interieur is sportief.
3. Zalige motor
Geen ‘hot hatch’ zonder flink wat pk’s. En aan de Focus RS te geloven, moeten dat er minstens 300 zijn. Niet zo volgens Renault, dat 250 pk uit een 2.0 turbo al heel wat vindt. Ik ben geneigd Renault te geloven. Met 340 Nm koppel worden de voorwielen flink op de proef gesteld, maar je hebt als bestuurder wel het gevoel dat je snel het volledige potentieel kan benutten. In het Cupchassis krijg je er een sperdifferentieel bij, maar in het Sportchassis hebben we dat eigenlijk niet gemist. Op droog wegdek tenminste. De tractie is voortreffelijk en de Dunlop Sport Max TT banden (225/40 R18) kwijten zich voortreffelijk van hun taak. Grip is er in overvloed, en dankzij het uitstekende ontwikkelingswerk voel je de RS leven onder je kont.
Snel? Natuurlijk wel. Hij haalt een top van 250 km/u en staat in 6,1 seconden aan 100, wat slechts 0,2 seconden trager is dan de Focus RS. En eigenlijk voelt hij zo de hele tijd aan: nauwelijks trager dan de RS. Het verbruik schommelt tussen 10 en 11 l/100 km, minder als je de voet licht. Renault geeft 8,3 liter (CO2: 195 gr/km) op.
4. Stuurt heerlijk enthousiast
Zowel voortrein als achtertrein zijn gevoelig aan stuurinput, wat de RS er eentje voor fijnproevers maakt. Dit is echt een gevoelsauto, met bovendien meer dan genoeg grip in de aanbieding. Je zal het ESP niet snel in werking zien treden, maar weet dat het ook in twee stappen kan worden uitgeschakeld. Met een korte druk blijven tractiecontrole en stabiliteitscontrole actief, maar laten ze meer speling toe en krijg je een snellere motorrespons op het gaspedaal. Met een lange druk op de knop schakel je het ESP helemaal uit.
Met zijn prijs van 25.614 euro duikt de Mégane RS 7.000 euro onder de Focus RS, die bijna aan het einde van zijn carrière is. Het Cupchassis kost je 2.600 euro extra.
Maar: zeer hard
Zoals wel vaker bij dit soort auto’s, moet je niet te veel comfort verwachten met dergelijke, stugge ophanging. Idem bij de Mégane RS, die hier wel onderdoet voor de Focus RS. Zeker op betonwegen en bij obstakels die je met lage snelheid neemt (riooldeksels, verkeersdrempels) klem je de tanden op elkaar. Maar dit ongemak neem ik er graag bij.