De Toyota Auris pré-facelift was, in tegenstelling tot zijn voorganger, al lang geen anoniem doosje meer. Mooi, daar kunnen we over discussiëren, maar je zag hem in elk geval wel staan. Die indruk wordt alleen nog maar versterkt, na de facelift.
Modern
Het nieuwe gezicht is mooi uitgewerkt, en lichtjes agressief. Het doet wat aan een roofvogel denken. Dat is misschien wat overdreven voor het karakter van de Auris kent, maar het is in elk geval een leuke poging om op te vallen. Het is bovendien ook geen facelift waar je met een vergrootglas naar de verschillen moet speuren. De uiterlijke wijzigingen zijn duidelijk.
Die indruk krijg je ook achter het stuur. Hoewel de vormen grotendeels gelijk blijven, is toch de hele lay-out van de boordplank opgefrist. Toyota heeft een grote schoonmaak gehouden, en het geheel straalt nu nog meer kwaliteit uit. Alle aandacht gaat naar de middenconsole, waar het multimediascherm plaatsneemt. Er is geen enkele toets meer, elk commando verloopt via het gladde aanraakscherm en de digitale toetsen in de rand. Zoals steeds bij Toyota is alles duidelijk, ergonomisch en voelt het allemaal heel natuurlijk aan, in tegenstelling tot sommige concurrenten.
De Toyota Auris kan voor het eerst worden uitgerust met rijhulpen als de rijvakassistent, automatisch geregelde lichten, verkeersbordherkenning en een noodremhulp bij dreigende botsing. Dit zit overigens allemaal verpakt in één optiepack dat aan 450 euro nog best democratisch geprijsd is ook.
Nieuwe benzinemotor
Hoewel de hybride natuurlijk de belangrijkste keuze blijft - de Auris is de meestverkochte hybride van het merk – biedt Toyota ook klassieke aandrijvingen aan, waarbij twee nieuwigheden. Zo is er de 1.6 diesel die samen met BMW is ontwikkeld en die we al kennen van in de Verso. Hij heeft 112 pk, 270 Nm en doet 4,3 l/100 km voor 108 gr/km CO2. De andere grote première is een kleine turbobenzine: een 1.2 viercilinder met 116 pk en 185 Nm.
Na een korte kennismaking kunnen we stellen dat Toyota best in gedachten houdt dat vooruitgang niet altijd verbetering inhoudt. Toyota heeft een bijzonder gecompliceerde motor ontwikkeld. Voor de kenners, hij kan zowel volgens de Otto- als volgens de Atkinsoncyclus draaien. Dat geeft hem het ideale compromis tussen prestaties en verbruik. Op papier. In het echt is het wat anders. De prestaties zijn helemaal niet slecht voor een auto van 1.200 kilogram. Hij versnelt gewillig en heel lineair, de hernemingen zijn goed van bij 1.500 opm, maar veel indrukken laat hij niet na. De 1.2 driecilinder turbo van Peugeot bijvoorbeeld, is genereuzer.
De ontgoocheling komt echter van het verbruik. Toyota belooft een gemiddelde van 5,5 l/100 km (128 gr/km CO2). Maar op een nochtans makkelijk parcours buiten de stad, weigerde hij onder 6,5 l/100 km te zakken. De hybride doet veel beter. Toch is de 1.2 de aangenaamste keuze voor wie benzine wil en af en toe wat vertier zoekt.
Meer comfort
Door deze toevoeging is het Aurisgamma vollediger dan ooit. Hij is nog comfortabeler en stiller geworden. We zien dus geen enkele reden om hem af te raden.
De prijzen: de 1.2 turbo kost 21.200 euro, de 1.6 D-4D heb je voor 23.040 euro. Voor de Touring Sports break moet je daar telkens 1.070 euro bijtellen.
