We zijn net in het jaar dat de Mini 60 is. Eind jaren ’50 slaat de Suez-crisis toe, en zit Groot-Brittannië verlegen om een zuinige e kleine auto. In 1959 pakt hij uit met wat ooit begonnen is als een schets op zijn servet in een restaurant. Net als de Tardis wil de Mini klein vanbuiten en groot vanbinnen zijn. Hiervoor moet de motor vooraan dwars gelegd worden, en is voorwielaandrijving nodig om binnen alle ruimte te hebben.
Eenvoud siert
Je staat vandaag de dag nog steeds met verwondering te kijken naar die Mini die het leven zag in 1959. Hij meet slechts 3,05 meter in de lengte, lijkt onder de tafel door te kunnen rijden, en is eigenlijk ontzettend ruim aan de binnenkant… achter het stuur. We zien een heel eenvoudig dashboard, maar ook een ontzettend lange plank waar je al je rommel van vandaag makkelijker in kwijt kan dan in een moderne auto.
Cooper
Het was John Cooper die er Issigonis op wees dat zijn Mini met laag zwaartepunt en laag gewicht ook potentieel had als sportwagen. Wat leidde tot de Mini Cooper, die drie keer de rally van Monte Carlo won tegen tal van grotere en krachtiger concurrenten. Het is die reputatie van ‘reuzendoder’ die we zelf mochten onderzoeken achter het stuur van een Mini Cooper S uit 1967 in de Creme 21 rally die ons van Assen in Nederland naar Hamburg in Duitsland brengt.
Het verhaal van de Mini Cooper begint in 1961, met een 999 cc Austin-motor die dankzij zijn dubbele SU-carburatoren een wip krijgt van 34 pk naar 55 pk. Daarna volgde de nog sportievere Cooper S, die we hier rijden met zijn grootste 1.275 cc motor met 75 pk. Je herkent een Cooper S onder meer aan de twee tankdoppen op de flanken, die elk één tank vullen. Wanneer we hem starten, horen we een vrolijk geknetter. Deze Mini is door de Classic-afdeling van BMW onder handen genomen, en voorzien van een behoorlijk rechte uitlaat. ‘Niet helemaal standaard’, zo horen we. En er komt nog meer advies: ‘de motor houdt niet van lage toeren, je moet stevig doorduwen.’ Dat horen we graag.
Mini-magie
75 pk, dat klinkt vandaag de dag vooral lachwekkend. Maar dat is het laatste wat de andere deelnemers van de rally doen wanneer onze Cooper S nijdig grommend voorbij schiet. Hij weegt slechts 670 kilogram, en heeft niet de minste moeite om indruk te maken tegen groot geweld van Mercedes en Porsche. Hij heeft maar vier versnellingen, maar knalt zonder moeite naar 130 km/u en meer.
Het is echter vooral op bochtige binnenwegen dat de Mini-magie bovenkomt. Met zijn uitstekende Dunlop-banden hoef je eigenlijk nauwelijks te remmen. De snelheid waarmee je de Cooper S in de bocht kan duwen, is zelfs naar huidige normen verbluffend. Hij is fysiek, je wordt behoorlijk aan het werk gezet achter het stuur, maar het resultaat is ongeëvenaard rijplezier. De Mini Cooper S bewijst vooral dat je geen 1.000 pk nodig hebt om fun te hebben achter het stuur, en ook een topsnelheid van 300 km/u is geen voorwaarde. Rijplezier is eenvoudig plezier, het gevoel dat je wat kan doen met de auto en dat je inbreng van belang is. Iets wat zo hard verloren gegaan is in moderne auto’s. Zelfs de nieuwe Mini komt maar bleekjes uit de vergelijking met zijn voorganger.
Rijden met een oude Mini is dus zeker ‘bucket-list’ materiaal, al moet je er wel rekening mee houden dat veel meer mensen de echte Mini Cooper S zijn beginnen waarderen… wat leidt tot prijzen die makkelijk boven 45.000 euro uitstijgen.